Og Haman fortalte sin Hustru Zeresj og alle sine Venner alt, hvad der var hændet ham. Da sagde hans Venner og hans Hustru Zeresj til ham: Hvis Mordokaj, over for hvem du nu for første Gang er kommet til kort, er af jødisk Æt, så kan du intet udrette imod ham, men det bliver dit Fald til sidst!
En Haman vertelde aan zijn huisvrouw Zeres en al zijn vrienden al wat hem wedervaren was. Toen zeiden hem zijn wijzen, en Zeres, zijn huisvrouw: Indien Mordechai, voor wiens aangezicht gij hebt begonnen te vallen, van het zaad der Joden is, zo zult gij tegen hem niet vermogen; maar gij zult gewisselijk voor zijn aangezicht vallen.