1. Home
  2. Pair
  3. TurNTB
  4. DutSVV
  5. Ps.69

Psalms 69

69:1
Kurtar beni, ey Tanrı, Sular boyuma ulaştı.
Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Schoschannim.
69:2
Dipsiz batağa gömülüyorum, Basacak yer yok. Derin sulara battım, Sellere kapıldım.
Verlos mij, o God! want de wateren zijn gekomen tot aan de ziel.
69:3
Tükendim feryat etmekten, Boğazım kurudu; Gözlerimin feri sönüyor Tanrım’ı beklemekten.
Ik ben gezonken in grondeloze modder, waar men niet kan staan; ik ben gekomen in de diepten der wateren, en de vloed overstroomt mij.
69:4
[] Yok yere benden nefret edenler Saçlarımdan daha çok. Kalabalıktır canıma kasteden haksız düşmanlarım. Çalmadığım malı nasıl geri verebilirim?
Ik ben vermoeid van mijn roepen, mijn keel is ontstoken, mijn ogen zijn bezweken, daar ik ben hopende op mijn God.
69:5
Akılsızlığımı biliyorsun, ey Tanrı, Suçlarım senden gizli değil.
Die mij zonder oorzaak haten, zijn meer dan de haren mijns hoofds; die mij zoeken te vernielen, die mij om valse oorzaken vijand zijn, zijn machtig geworden; wat ik niet geroofd heb, moet ik alsdan wedergeven.
69:6
Ya Rab, Her Şeye Egemen RAB, Utanmasın sana umut bağlayanlar benim yüzümden! Ey İsrail’in Tanrısı, Benim yüzümden sana yönelenler rezil olmasın!
O God! Gij weet van mijn dwaasheid, en mijn schulden zijn voor U niet verborgen.
69:7
Senin uğruna hakarete katlandım, Utanç kapladı yüzümü.
Laat hen door mij niet beschaamd worden, die U verwachten, o Heere, HEERE der heirscharen, laat hen door mij niet te schande worden, die U zoeken, o God Israëls!
69:8
Kardeşlerime yabancı, Annemin öz oğullarına uzak kaldım.
Want om Uwentwil draag ik versmaadheid; schande heeft mijn aangezicht bedekt.
69:9
[] [] Çünkü evin için gösterdiğim gayret beni yiyip bitirdi, Sana edilen hakaretlere ben uğradım.
Ik ben mijn broederen vreemd geworden, en onbekend aan mijner moeders kinderen.
69:10
Oruç tutup ağlayınca, Yine hakarete uğradım.
Want de ijver van Uw huis heeft mij verteerd; en de smaadheden dergenen, die U smaden, zijn op mij gevallen.
69:11
Çula büründüğüm zaman Alay konusu oldum.
En ik heb geweend in het vasten mijner ziel; maar het is mij geworden tot allerlei smaad.
69:12
Kent kapısında oturanlar beni çekiştiriyor, Sarhoşların türküsü oldum.
En ik heb een zak tot mijn kleed aangedaan; maar ik ben hun tot een spreekwoord geworden.
69:13
Ama benim duam sanadır, ya RAB. Ey Tanrı, sevginin bolluğuyla, Güvenilir kurtarışınla uygun gördüğünde Yanıtla beni.
Die in de poort zitten, klappen van mij; en ik ben een snarenspel dergenen, die sterken drank drinken.
69:14
Beni çamurdan kurtar, İzin verme batmama; Benden nefret edenlerden, Derin sulardan kurtulayım.
Maar mij aangaande, mijn gebed is tot U, o HEERE; er is een tijd des welbehagens, o God! door de grootheid Uwer goedertierenheid; verhoor mij door de getrouwheid Uws heils.
69:15
Seller beni sürüklemesin, Engin beni yutmasın, Ölüm çukuru ağzını üstüme kapamasın.
Ruk mij uit het slijk, en laat mij niet verzinken; laat mij gered worden van mijn haters, en uit de diepten der wateren.
69:16
Yanıt ver bana, ya RAB, Çünkü sevgin iyidir. Yüzünü çevir bana büyük merhametinle!
Laat de watervloed mij niet overstromen, en laat de diepte mij niet verslinden; en laat den put zijn mond over mij niet toesluiten.
69:17
Kulundan yüzünü gizleme, Çünkü sıkıntıdayım, hemen yanıtla beni!
Verhoor mij, o HEERE, want Uw goedertierenheid is goed; zie mij aan naar de grootheid Uwer barmhartigheden.
69:18
Yaklaş bana, kurtar canımı, Al başımdan düşmanlarımı.
En verberg Uw aangezicht niet van Uw knecht, want mij is bange; haast U, verhoor mij.
69:19
Bana nasıl hakaret edildiğini, Utandığımı, rezil olduğumu biliyorsun; Düşmanlarımın hepsi senin önünde.
Nader tot mijn ziel, bevrijd ze; verlos mij om mijner vijanden wil.
69:20
Hakaret kalbimi kırdı, dertliyim, Acılarımı paylaşacak birini bekledim, çıkmadı, Avutacak birini aradım, bulamadım.
Gij weet mijn versmaadheid, en mijn schaamte, en mijn schande; al mijn benauwers zijn voor U.
69:21
[] Yiyeceğime zehir kattılar, Sirke içirdiler susadığımda.
De versmaadheid heeft mijn hart gebroken, en ik ben zeer zwak; en ik heb gewacht naar medelijden, maar er is geen; en naar vertroosters, maar heb ze niet gevonden.
69:22
[] Önlerindeki sofra tuzak olsun onlara, Yandaşları için kapan olsun!
Ja, zij hebben mij gal tot mijn spijs gegeven; en in mijn dorst hebben zij mij edik te drinken gegeven.
69:23
Gözleri kararsın, göremesinler! Bellerini hep bükük tut!
Hun tafel worde voor hun aangezicht tot een strik, en tot volle vergelding tot een valstrik.
69:24
Gazabını yağdır üzerlerine, Öfkenin ateşi yapışsın yakalarına!
Laat hun ogen duister worden, dat zij niet zien; en doe hun lenden gedurig waggelen.
69:25
[] Issız kalsın konakları, Çadırlarında oturan olmasın!
Stort over hen Uw gramschap uit; en de hittigheid Uws toorns grijpe hen aan.
69:26
Çünkü senin vurduğun insanlara zulmediyor, Yaraladığın insanların acısını konuşuyorlar.
Hun paleis zij verwoest; in hun tenten zij geen inwoner.
69:27
Ceza yağdır başlarına, Senin tarafından aklanmasınlar!
Want zij vervolgen, dien Gij geslagen hebt; en maken een praat van de smart Uwer verwonden.
69:28
[] Yaşam kitabından silinsin adları, Doğrularla yan yana yazılmasınlar!
Doe misdaad tot hun misdaad, en laat hen niet komen tot Uw gerechtigheid.
69:29
Bense ezilmiş ve kederliyim, Senin kurtarışın, ey Tanrı, bana bir kale olsun!
Laat hen uitgedelgd worden uit het boek des levens, en met de rechtvaardigen niet aangeschreven worden.
69:30
Tanrı’nın adını ezgilerle öveceğim, Şükranlarımla O’nu yücelteceğim.
Doch ik ben ellendig en in smart; Uw heil, o God! zette mij in een hoog vertrek.
69:31
RAB’bi bir öküzden, Boynuzlu, tırnaklı bir boğadan Daha çok hoşnut eder bu.
Ik zal Gods Naam prijzen met gezang, en Hem met dankzegging grootmaken.
69:32
Mazlumlar bunu görünce sevinsin, Ey Tanrı’ya yönelen sizler, yüreğiniz canlansın.
En het zal den HEERE aangenamer zijn dan een os, of een gehoornde var, die de klauwen verdeelt.
69:33
Çünkü RAB yoksulları işitir, Kendi tutsak halkını hor görmez.
De zachtmoedigen, dit gezien hebbende, zullen zich verblijden; en gij, die God zoekt, ulieder hart zal leven.
69:34
O’na övgüler sunun, ey yer, gök, Denizler ve onlardaki bütün canlılar!
Want de HEERE hoort de nooddruftigen, en Hij veracht Zijn gevangenen niet.
69:35
Çünkü Tanrı Siyon’u kurtaracak, Yahuda kentlerini onaracak; Halk oraya yerleşip sahibi olacak.
Dat Hem prijzen de hemel en de aarde, de zeeën, en al wat daarin wriemelt.
69:36
Kullarının çocukları orayı miras alacak, O’nun adını sevenler orada oturacak.
Want God zal Sion verlossen, en de steden van Juda bouwen; en aldaar zullen zij wonen, en haar erfelijk bezitten; En het zaad Zijner knechten zal haar beërven; en de liefhebbers Zijns Naams zullen daarin wonen.

© bibleglot.com