İşte, bütün ülkeye –Yahuda krallarına, önderlerine, kâhinlerine, ülke halkına– karşı bugün seni surlu bir kent, demir bir direk, tunç bir duvar kıldım.
Want zie, Ik stel u heden tot een vaste stad, en tot een ijzeren pilaar, en tot koperen muren tegen het ganse land; tegen de koningen van Juda, tegen haar vorsten, tegen haar priesteren, en tegen het volk van het land.