Tanrın RAB’be dön, ey İsrail,
Çünkü suçlarından ötürü tökezledin.
Samaria zal woest worden, want zij is wederspannig geweest tegen haar God; zij zullen door het zwaard vallen, hun kinderkens zullen verpletterd, en hun zwangere vrouwen zullen opengesneden worden.
Asur kurtaramaz bizi,
Savaş atlarına binmeyeceğiz.
Artık ellerimizle yaptığımıza
‘Tanrımız’ demeyeceğiz,
Çünkü öksüz sende merhamet bulur.”
Neem deze woorden met u, en bekeer u tot den HEERE; zeg tot Hem: Neem weg alle ongerechtigheid, en geef het goede, zo zullen wij betalen de varren onzer lippen.
“Onların dönekliğini düzelteceğim,
Gönülden seveceğim onları,
Çünkü onlara karşı öfkem dindi.
Assur zal ons niet behouden, wij zullen niet rijden op paarden, en tot het werk onzer handen niet meer zeggen: Gij zijt onze God. Immers zal een wees bij U ontfermd worden.
Ey Efrayim, artık ne işim var putlarla?
Yanıtlayacak, seninle ilgileneceğim.
Yeşil çam gibiyim ben,
Senin verimliliğin benden kaynaklanıyor.”
Zij zullen wederkeren, zittende onder zijn schaduw; zij zullen ten leven voortbrengen als koren, en bloeien als de wijnstok; zijn gedachtenis zal zijn als de wijn van Libanon.
Bilge kişi kavrasın bunları,
Anlayan anlasın.
Çünkü RAB’bin yolları adildir;
Bu yollarda yürür doğrular,
Ama başkaldıranlar bu yollarda sendeler.
Efraïm! wat heb Ik meer met de afgoden te doen? Ik heb hem verhoord, en zal op hem zien; Ik zal hem zijn als een groenende denneboom; uw vrucht is uit Mij gevonden. Wie is wijs? die versta deze dingen; wie is verstandig? die bekenne ze; want des HEEREN wegen zijn recht, en de rechtvaardigen zullen daarin wandelen, maar de overtreders zullen daarin vallen.