Lavan, “Kadınlar benim kızlarım, çocuklar benim çocuklarım, sürüler benim sürülerim” diye karşılık verdi, “Burada gördüğün her şey bana ait. Kızlarıma ya da doğurdukları çocuklara bugün ne yapabilirim ki?
Toen antwoordde Laban en zeide tot Jakob: Deze dochters zijn mijn dochters, en deze zonen zijn mijn zonen, en deze kudde is mijn kudde, ja, al wat gij ziet, dat is mijn; en wat zoude ik aan deze mijn dochteren heden doen? of aan haar zonen, die zij gebaard hebben?