Á los veinticuatro del mes undécimo, que es el mes de Sebath, en el año segundo de Darío, fué palabra de JEHOVÁ á Zachârías profeta, hijo de Berechîas, hijo de Iddo, diciendo:
Op den vier en twintigsten dag, in de elfde maand (die de maand Schebat is), in het tweede jaar van Darius, geschiedde het woord des HEEREN tot Zacharia, den zoon van Berechja, den zoon van Iddo, den profeet, zeggende: