Al Músico principal, sobre Ajeleth-sahar Salmo de David.
DIOS mío, Dios mío, ¿por qué me has dejado? ¿Por qué estás lejos de mi salud, y de las palabras de mi clamor?
Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Aijeleth hasschachar.
De ti será mi alabanza en la grande congregación; Mis votos pagaré delante de los que le temen.
Want Hij heeft niet veracht, noch verfoeid de verdrukking des verdrukten, noch Zijn aangezicht voor hem verborgen; maar Hij heeft gehoord, als die tot Hem riep.
Comerán y adorarán todos los poderosos de la tierra: Postraránse delante de él todos los que descienden al polvo, Si bien ninguno puede conservar la vida á su propia alma.
Want het koninkrijk is des HEEREN, en Hij heerst onder de heidenen.
La posteridad le servirá; Será ella contada por una generación de JEHOVÁ.
Alle vetten op aarde zullen eten, en aanbidden; allen, die in het stof nederdalen, zullen voor Zijn aangezicht nederbukken; en die zijn ziel bij het leven niet kan houden.
Vendrán, y anunciarán al pueblo que naciere, Su justicia que él hizo.
Het zaad zal Hem dienen; het zal den HEERE aangeschreven worden tot in geslachten. Zij zullen aankomen, en Zijn gerechtigheid verkondigen den volke, dat geboren wordt, omdat Hij het gedaan heeft.