Zechariah 9

Dette utsagn er Herrens ord mot Hadraks land; også i Damaskus skal det slå sig ned - for Herren har øie med menneskene og med alle Israels stammer -
De last van het woord des HEEREN over het land Chadrach en Damaskus, deszelfs rust; want de HEERE heeft een oog over den mens, gelijk over al de stammen Israëls.
likeså i Hamat, som grenser til det, også i Tyrus og Sidon, fordi de der er så kloke.
En ook zal Hij Hamath met dezelve bepalen; Tyrus en Sidon, hoewel zij zeer wijs is;
Tyrus bygget sig en festning, og det dynget op sølv som støv og fint gull som skarn på gatene.
En Tyrus zich sterkten gebouwd heeft, en zilver verzameld heeft als stof, en fijn goud als slijk der straten;
Se, Herren skal la fremmede få det til eie og styrte dets murer i havet, og selv skal det fortæres av ild.
Ziet, de HEERE zal haar uit het bezit stoten, en Hij zal haar vesting in de zee verslaan; en zij zal met vuur verteerd worden.
Askalon ser det og frykter, og Gasa, som vrir sig i angst, likeså Ekron, fordi dets håp er blitt til skamme; Gasa skal miste sin konge, og i Askalon skal ingen bo.
Askelon zal het zien, en zal vrezen; desgelijks Gaza, en zal grote smart hebben, mitsgaders Ekron, dewijl hetgeen, waar zij op zagen, hen heeft te schande gemaakt; en de koning van Gaza zal vergaan, en Askelon zal niet bewoond worden.
I Asdod skal det bare bo fremmed pakk, og jeg vil utrydde filistrenes stolthet,
En de bastaard zal te Asdod wonen, en Ik zal den hoogmoed der Filistijnen uitroeien.
jeg vil ta offerblodet ut av deres munn og det vederstyggelige offerkjøtt bort fra deres tenner; og da skal det også av dem bli igjen en rest for vår Gud, og de skal være som fyrster i Juda, og Ekron skal være som en jebusitt.
En Ik zal zijn bloed uit zijn mond wegdoen, en zijn verfoeiselen van tussen zijn tanden; alzo zal hij ook onzen God overblijven; ja, hij zal zijn als een vorst in Juda, en Ekron als de Jebusiet.
Og jeg vil slå leir til vern for mitt hus mot krigshærer som kommer og går, og ingen voldsherre skal mere komme over dem; for nu ser jeg med egne øine hvorledes det er.
En Ik zal Mij rondom Mijn huis legeren, vanwege het heirleger, vanwege den doorgaande, en vanwege den wederkerende, opdat de drijver niet meer door hen doorga; want nu heb Ik het met Mijn ogen aangezien.
Fryd dig storlig, Sions datter! Rop høit, Jerusalems datter! Se, din konge kommer til dig, rettferdig er han og full av frelse, fattig og ridende på et asen, på aseninnens unge fole.
Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet, uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen.
Og jeg vil utrydde vognene i Efra'im og hestene i Jerusalem, og alle krigsbuer skal utryddes, Og han skal tale fred til hedningene, og hans herredømme skal nå fra hav til hav og fra elven til jordens ender.
En Ik zal de wagens uit Efraïm uitroeien, en de paarden uit Jeruzalem; ook zal de strijdboog uitgeroeid worden, en Hij zal den heidenen vrede spreken; en Zijn heerschappij zal zijn van zee tot aan zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde.
For ditt paktsblods skyld vil jeg også fri dine fanger ut av brønnen som det ikke er vann i.
U ook aangaande, o Sion! door het bloed uws verbonds, heb Ik uw gebondenen uit den kuil, daar geen water in is, uitgelaten.
Vend tilbake til festningen, I fanger som har håp! Også idag forkynner jeg at jeg vil gi eder dobbelt igjen.
Keert gijlieden weder tot de sterkte, gij gebondenen, die daar hoopt! ook heden verkondig Ik, dat Ik u dubbel zal wedergeven;
For jeg spenner Juda som min bue og legger Efra'im på buen, og jeg egger dine sønner, Sion, mot dine sønner, Javan, og jeg gjør dig lik en kjempes sverd.
Als Ik Mij Juda zal gespannen, en Ik Efraïm den boog zal gevuld hebben; en Ik uw kinderen, o Sion! zal verwekt hebben tegen uw kinderen, o Griekenland! en u gesteld zal hebben als het zwaard van een held.
Og Herren skal åpenbare sig over dem, og hans pil skal fare ut som lynet; Herren, Israels Gud, skal støte i basunen og fare frem i sønnenstormene.
En de HEERE zal over henlieden verschijnen, en Zijn pijlen zullen uitvaren als een bliksem; en de Heere HEERE zal met de bazuin blazen, en Hij zal voorttreden met stormen uit het zuiden.
Herren, hærskarenes Gud, skal verne dem, og de skal opsluke sine fiender og trå dem under føtter som slyngestener; de skal drikke deres blod og larme som av vin, og de skal bli fulle av blodet som offerskålen, som alterets hjørner.
De HEERE der heirscharen zal hen beschutten, en zij zullen eten, nadat zij de slingerstenen zullen ten ondergebracht hebben; zij zullen ook drinken, en een gedruis maken als de wijn; en zij zullen vervuld worden, gelijk het bekken, gelijk de hoeken des altaars.
Og Herren deres Gud skal frelse dem på den dag, han skal frelse sitt folk som en hjord; for de er som edelstener i en krone og stråler over hans land;
En de HEERE, hun God, zal ze te dien dage behouden, als zijnde de kudde Zijns volks; want gekroonde stenen zullen in Zijn land, als een banier, opgericht worden.
for hvor herlig er det ikke, og hvor fagert! Av dets korn skal unge menn og av dets vin jomfruer blomstre op.
Want hoe groot zal zijn goed wezen en hoe groot zal zijn schoonheid wezen! Het koren zal de jongelingen, en de most zal de jonkvrouwen sprekende maken.