Men én er min due, min rene, hun, sin mors eneste, hennes utkårede som fødte henne; jomfruer så henne og priste henne lykkelig, dronninger og medhustruer så henne og hyldet henne.
Een enige is Mijn duive, Mijn volmaakte, de enige harer moeder, zij is de zuivere dergenen, die haar gebaard heeft; als de dochters haar zien, zo zullen zij haar welgelukzalig roemen, de koninginnen en de bijwijven; en zij zullen haar prijzen.