Leviticus 12

Og Herren talte til Moses og sa:
Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
Tal til Israels barn og si: Når en kvinne får barn og føder en gutt, så skal hun være uren i syv dager; hun skal være uren like så lenge som hun er uren i sin månedlige svakhet.
Spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: Wanneer een vrouw zaad gegeven, en een knechtje gebaard zal hebben, zo zal zij zeven dagen onrein zijn; volgens de dagen der afzondering harer krankheid zal zij onrein zijn.
Den åttende dag skal hans forhuds kjøtt omskjæres.
En op den achtsten dag zal het vlees zijner voorhuid besneden worden.
Derefter skal hun holde sig inne i tre og tretti dager under sitt blods renselse; hun skal ikke røre ved noget hellig og ikke komme til helligdommen før hennes renselses-dager er til ende.
Daarna zal zij drie en dertig dagen blijven in het bloed harer reiniging; niets heiligs zal zij aanroeren, en tot het heiligdom zal zij niet komen, totdat de dagen harer reiniging vervuld zijn.
Men føder hun en pike, da skal hun være uren i to uker likesom ved sin månedlige urenhet og holde sig inne i seks og seksti dager under sitt blods renselse.
Maar indien zij een meisje gebaard zal hebben, zo zal zij twee weken onrein zijn, volgens haar afzondering; daarna zal zij zes en zestig dagen blijven in het bloed harer reiniging.
Når hennes renselses-dager er til ende, enten det er en sønn eller en datter hun har født, skal hun komme med et årsgammelt lam til brennoffer og en dueunge eller en turteldue til syndoffer og bære det frem til inngangen til sammenkomstens telt, til presten.
En als de dagen harer reiniging voor den zoon, of voor de dochter, vervuld zullen zijn, zo zal zij een eenjarig lam ten brandoffer, en een jonge duif, of tortelduif, ten zondoffer brengen, voor de deur van de tent der samenkomst, tot den priester.
Og han skal ofre det for Herrens åsyn og gjøre soning for henne; da blir hun ren efter sin blodflod. Dette er loven for den kvinne som har født, enten barnet er en gutt eller en pike.
Die zal dat offeren voor het aangezicht des HEEREN, en zal voor haar verzoening doen, zo zal zij rein zijn van den vloed haars bloeds. Dit is de wet dergene, die een knechtje of meisje gebaard heeft.
Men har hun ikke råd til et lam, så skal hun ta to turtelduer eller to dueunger, en til brennoffer og en til syndoffer. Og presten skal gjøre soning for henne; da blir hun ren.
Maar indien haar hand niet genoeg voor een lam vindt, zo zal zij twee tortelduiven, of twee jonge duiven nemen, een ten brandoffer, en een ten zondoffer; en de priester zal voor haar verzoening doen; zo zal zij rein zijn.