De hørte at jeg sukket, det var ingen som trøstet mig; alle mine fiender hørte om min ulykke, de gledet sig over at du har gjort det. Men du lar komme en dag som du har forkynt, og da skal de bli som jeg.
Schin. Zij horen, dat ik zucht, maar ik heb geen trooster; al mijn vijanden horen mijn kwaad; en zij zijn vrolijk, dat Gij het gedaan hebt; als Gij den dag zult voortgebracht hebben, dien Gij uitgeroepen hebt, zo zullen zij zijn, gelijk ik ben.