Er det på ditt bud at ørnen flyver så høit, og at den bygger sitt rede oppe i høiden? Den bor på berget og har nattely der, på tind og nut. Derfra speider den efter føde; langt bort skuer dens øine. Dens unger drikker blod, og hvor der er lik, der er den. Og Herren blev ved å svare Job og sa: Vil du som klandrer den Allmektige, vil du trette med ham? Du som laster Gud, må svare på dette! Da svarte Job Herren og sa: Nei, jeg er for ringe; hvad skulde jeg svare dig? Jeg legger min hånd på min munn. En gang har jeg talt, men jeg tar ikke mere til orde - ja to ganger, men jeg gjør det ikke mere.
Is het naar uw bevel, dat de arend zich omhoog verheft, en dat hij zijn nest in de hoogte maakt? Hij woont en vernacht in de steenrots, op de scherpte der steenrots en der vaste plaats. Van daar speurt hij de spijze op; zijn ogen zien van verre af. Ook zuipen zijn jongen bloed; en waar verslagenen zijn, daar is hij. En de HEERE antwoordde Job, en zeide: Is het twisten met den Almachtige onderrichten? Wie God bestraft, die antwoorde daarop. Toen antwoordde Job den HEERE, en zeide: Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond. Eenmaal heb ik gesproken, maar zal niet antwoorden; of tweemaal, maar zal niet voortvaren.