Og Gud sa til Jakob: Gjør dig rede, dra op til Betel og bli der, og bygg der et alter for den Gud som åpenbarte sig for dig da du flyktet for din bror Esau!
Daarna zeide God tot Jakob: Maak u op, trek op naar Beth-el, en woon aldaar; en maak daar een altaar dien God, Die u verscheen, toen gij vluchttet voor het aangezicht van uw broeder Ezau.
Da sa Jakob til sine husfolk og alle dem som var med ham: Ha bort de fremmede guder som finnes hos eder, og rens eder og skift klær,
Toen zeide Jakob tot zijn huisgezin, en tot allen, die bij hem waren: Doet weg de vreemde goden, die in het midden van u zijn, en reinigt u, en verandert uw klederen;
og la oss ta avsted og dra op til Betel; der vil jeg bygge et alter for den Gud som bønnhørte mig den dag jeg var i fare, og som var med mig på min ferd.
En laat ons ons opmaken, en optrekken naar Beth-el; en ik zal daar een altaar maken dien God, Die mij antwoordt ten dage mijner benauwdheid, en met mij geweest is op den weg, die ik gewandeld heb.
Da lot de Jakob få alle de fremmede guder som de hadde hos sig, og ringene som de hadde i sine ører; og Jakob gravde dem ned under terebinten ved Sikem.
Toen gaven zij Jakob al die vreemde goden, die in hun hand waren, en de oorsierselen, die aan hun oren waren, en Jakob verborg ze onder den eikeboom, die bij Sichem is.
Og han bygget der et alter og kalte stedet El-Betel; for der hadde Gud åpenbaret sig for ham da han flyktet for sin bror.
En hij bouwde aldaar een altaar, en noemde die plaats El Beth-el; want God was hem aldaar geopenbaard geweest, als hij voor zijns broeders aangezicht vlood.
Og Gud sa til ham: Jeg er Gud den allmektige; vær fruktbar og bli tallrik! Et folk, ja en mengde med folkeslag skal stamme fra dig, og konger skal utgå av dine lender.
Voorts zeide God tot hem: Ik ben God de Almachtige! wees vruchtbaar, en vermenigvuldig! Een volk, ja, een hoop der volken zal uit u worden, en koningen zullen uit uw lenden voortkomen.
Og Jakob reiste op en minnestøtte på det sted hvor han hadde talt med ham, en minnestøtte av sten; og han øste drikkoffer på den og helte olje over den.
En Jakob stelde een opgericht teken op in die plaats, waar Hij met hem gesproken had, een stenen opgericht teken; en hij stortte daarop drankoffer, en goot olie daarover.
Og mens Israel bodde der i landet, hendte det at Ruben gikk avsted og lå hos Bilha, sin fars medhustru; og Israel fikk høre om det - Jakob hadde tolv sønner.
En het geschiedde, als Israël in dat land woonde, dat Ruben heenging, en lag bij Bilha, zijns vaders bijwijf; en Israël hoorde het. En de zonen van Jakob waren twaalf.