Men vi vil ikke, brødre, at I skal være uvitende om de hensovede, forat I ikke skal sørge således som de andre, som ikke har håp.
Doch, broeders, ik wil niet, dat gij onwetende zijt van degenen, die ontslapen zijn, opdat gij niet bedroefd zijt, gelijk als de anderen, die geen hoop hebben.