Men I er en utvalgt ætt, et kongelig presteskap, et hellig folk, et folk til eiendom, forat I skal forkynne hans dyder som kalte eder fra mørke til sitt underfulle lys,
Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht;