Andriamanitra ô, Hianao mahalala ny hadalako; ary ny heloko tsy mba miafina aminao.
Die mij zonder oorzaak haten, zijn meer dan de haren mijns hoofds; die mij zoeken te vernielen, die mij om valse oorzaken vijand zijn, zijn machtig geworden; wat ik niet geroofd heb, moet ik alsdan wedergeven.
Aoka tsy ho menatra noho ny amiko izay miandry Anao, Jehovah, Tompon'ny maro ô; aoka tsy ho very hevitra noho ny amiko izay mitady Anao, ry Andriamanitry ny Isiraely ô.
O God! Gij weet van mijn dwaasheid, en mijn schulden zijn voor U niet verborgen.
Fa noho ny aminao no itondrako latsa; safotry ny henatra ny tavako.
Laat hen door mij niet beschaamd worden, die U verwachten, o Heere, HEERE der heirscharen, laat hen door mij niet te schande worden, die U zoeken, o God Israëls!
Fa izaho hivavaka aminao amin'ny andro fankasitrahana, Jehovah ô, dia aminao , Andriamanitra ô noho ny haben'ny famindram-ponao; valio aho araka ny hamarinan'ny famonjenao.
Die in de poort zitten, klappen van mij; en ik ben een snarenspel dergenen, die sterken drank drinken.
Afaho amin'ny fotaka aho, ka aza avela hilentika; vonjeo aho amin'izay mankahala ahy sy amin'ny rano lalina.
Maar mij aangaande, mijn gebed is tot U, o HEERE; er is een tijd des welbehagens, o God! door de grootheid Uwer goedertierenheid; verhoor mij door de getrouwheid Uws heils.
Fa zava-mangidy no nomeny ho haniko; ary vinaingitra no natolony ahy hosotroina, raha nangetaheta aho.
De versmaadheid heeft mijn hart gebroken, en ik ben zeer zwak; en ik heb gewacht naar medelijden, maar er is geen; en naar vertroosters, maar heb ze niet gevonden.
Dia handova azy ny taranaky ny mpanompony; ary hitoetra ao izay tia ny anarany.
Want God zal Sion verlossen, en de steden van Juda bouwen; en aldaar zullen zij wonen, en haar erfelijk bezitten; En het zaad Zijner knechten zal haar beërven; en de liefhebbers Zijns Naams zullen daarin wonen.