indro, fa efa nahita fitia teo imasonao ny mpanomponao, ary efa nahalehibe ny famindram-ponao ianao, izay nataonao tamiko hamonjenao ny aiko; ary tsy afa-mandositra any an-tendrombohitra aho, fandrao hahatratra ahy ny loza, ka ho faty aho;
Zie toch, Uw knecht heeft genade gevonden in Uw ogen, en Gij hebt Uw weldadigheid groot gemaakt, die Gij aan mij gedaan hebt, om mijn ziel te behouden bij het leven; maar ik zal niet kunnen behouden worden naar het gebergte heen, opdat mij niet misschien dat kwaad aankleve, en ik sterve!