Mikor a sűrű fellegek megtelnek, esőt adnak a földre; és ha leesik a fa délre vagy északra, a mely helyre leesik a fa, ott marad.
Als de wolken vol geworden zijn, zo storten zij plasregen uit op de aarde; en als de boom naar het zuiden, of als hij naar het noorden valt, in de plaats, waar de boom valt, daar zal hij wezen.