Hanem mindenestől veszítsd el őket: a Khittheust, az Emoreust, a Kananeust, a Perizeust, a Khivveust és a Jebuzeust, a mint megparancsolta néked az Úr, a te Istened;
Maar gij zult ze ganselijk verbannen: de Hethieten, en de Amorieten, en de Kanaänieten, en de Ferezieten, de Hevieten, en de Jebusieten, gelijk als u de HEERE, uw God, geboden heeft;