Vaan sen kansan ja valtakunnan, joka ei tahdo palvella Babelin kuningasta Nebukadnetsaria, eikä anna niskaansa Babelin kuninkaan ikeen alle, tahdon minä kurittaa miekalla, nälällä ja rutolla, sanoo Herra, siihenasti että minä hukutan heidät hänen kätensä kautta.
En het zal geschieden, het volk en het koninkrijk, dat hem, Nebukadnezar, den koning van Babel, niet zal dienen, en dat zijn hals niet zal geven onder het juk des konings van Babel; over datzelve volk zal Ik, spreekt de HEERE, bezoeking doen door het zwaard, en door den honger, en door de pestilentie, totdat Ik ze zal verteerd hebben door zijn hand.