Ja käski ensimäiselle, sanoen: Koska minun veljeni Esau kohtaa sinun, ja kysyy sinulta, kenenkäs olet, ja kuhunkas menet? ja kenenkä nämät ovat, joitas ajat edelläs?
En hij gebood de eerste, zeggende: Wanneer Ezau, mijn broeder, u ontmoeten zal, en u vragen, zeggende: Wiens zijt gij? en waarheen gaat gij? en wiens zijn deze voor uw aangezicht?