بعد از آن، رهبران قوم یهود آمده به من گفتند که مردم، کاهنان و لاویان، خود را از اقوام همسایه یعنی مردم عمون، موآب و مصر و همچنان از کنعانیان، حِتّیان، فرزیان، و یبوسیان و اموریان جدا نگاه نداشتهاند. آنها کارهای ناشایست این مردمان را انجام میدادند.
Als nu deze dingen voleind waren, traden de vorsten tot mij toe, zeggende: Het volk Israëls, en de priesters, en de Levieten, zijn niet afgezonderd van de volken dezer landen, naar hun gruwelen, namelijk van de Kanaänieten, de Hethieten, de Ferezieten, de Jebusieten, de Ammonieten, de Moabieten, de Egyptenaren en de Amorieten.