Ne klinu mian koron al io malbona,
Al partoprenado en malbonagoj kun malbonaguloj;
Mi ne manĝu iliajn bongustaĵojn.
Neig mijn hart niet tot een kwade zaak, om enigen handel in goddeloosheid te handelen, met mannen, die ongerechtigheid werken; en dat ik niet ete van hun lekkernijen.
Virtuloj min frapu favorkore kaj punu min:
Ĝi estos oleo por la kapo;
Mia kapo ne rifuzos, se estos eĉ pli;
Kaj mi preĝas ĉe iliaj malfeliĉoj.
De rechtvaardige sla mij, het zal weldadigheid zijn; en hij bestraffe mij, het zal olie des hoofds zijn, het zal mijn hoofd niet breken; want nog zal ook mijn gebed voor hen zijn in hun tegenspoeden.