Vere, vere, mi diras al vi: Kiam vi estis juna, vi zonis vin, kaj iris, kien vi volis; sed kiam vi maljuniĝos, vi etendos viajn manojn, kaj alia vin zonos, kaj portos vin, kien vi ne volos.
Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u: Toen gij jonger waart, gorddet gij uzelven, en wandeldet, alwaar gij wildet; maar wanneer gij zult oud geworden zijn, zo zult gij uw handen uitstrekken, en een ander zal u gorden, en brengen, waar gij niet wilt.