Mi sendis al vi ĉiujn Miajn servantojn, la profetojn, Mi konstante sendadis, dirante: Deturnu vin ĉiu de sia malbona vojo, plibonigu vian konduton, ne sekvu aliajn diojn, servante al ili, tiam vi restos sur la tero, kiun Mi donis al vi kaj al viaj patroj; sed vi ne alklinis vian orelon kaj ne obeis Min.
En Ik heb tot u gezonden al Mijn knechten, de profeten, vroeg op zijnde en zendende, om te zeggen: Bekeert u toch, een iegelijk van zijn bozen weg, en maakt uw handelingen goed, en wandelt andere goden niet na, om hen te dienen, zo zult gij in het land blijven, dat Ik u en uw vaderen gegeven heb; maar gij hebt uw oor niet geneigd, en naar Mij niet gehoord.