Kiu agas juste kaj parolas veron, abomenas profiton rabitan, forskuas siajn manojn, por ne preni subaĉeton, ŝtopas siajn orelojn, por ne aŭskulti aferojn sangajn, kaj fermas siajn okulojn, por ne rigardi malbonon,
Die in gerechtigheden wandelt, en die billijkheden spreekt; die het gewin der onderdrukkingen verwerpt; die zijn handen uitschudt, dat zij geen geschenken behouden; die zijn oor stopt, dat hij geen bloedschulden hore, en zijn ogen toesluit; dat hij het kwade niet aanzie;