Psalms 47

Een psalm, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach.
victori filiorum Core canticum omnes populi plaudite manibus iubilate Deo in voce laudis
Al gij volken, klapt in de hand; juicht Gode met een stem van vreugdegezang.
quoniam Dominus altissimus terribilis rex magnus super omnem terram
Want de HEERE, de Allerhoogste, is vreselijk, een groot Koning over de ganse aarde.
congregavit populos subter nos et tribus sub pedibus nostris
Hij brengt de volken onder ons, en de natiƫn onder onze voeten.
elegit nobis hereditatem nostram gloriam Iacob quam dilexit semper
Hij verkiest voor ons onze erfenis, de heerlijkheid van Jakob, dien Hij heeft liefgehad. Sela.
ascendit Deus in iubilo Deus in voce bucinae
God vaart op met gejuich, de HEERE met geklank der bazuin.
canite Deo canite canite regi nostro canite
Psalmzingt Gode, psalmzingt! Psalmzingt onzen Koning, psalmzingt!
quia rex universae terrae Deus canite erudite
Want God is een Koning der ganse aarde; psalmzingt met een onderwijzing!
regnavit Deus super gentes Deus sedet super thronum sanctum suum
God regeert over de heidenen; God zit op den troon Zijner heiligheid. De edelen der volken zijn verzameld tot het volk van den God van Abraham; want de schilden der aarde zijn Godes. Hij is zeer verheven!
principes populorum congregati sunt populus Dei Abraham quoniam Dei scuta terrae vehementer elevata sunt