Psalms 112

Hallelujah! Aleph. Welgelukzalig is de man, die den HEERE vreest; Beth. die groten lust heeft in Zijn geboden.
aleph beatus vir qui timet Dominum beth in mandatis eius volet nimis
Gimel. Zijn zaad zal geweldig zijn op aarde; Daleth. het geslacht der oprechten zal gezegend worden.
gimel potens in terra erit semen eius deleth generatio iustorum benedicetur
He. In zijn huis zal have en rijkdom wezen; Vau. en zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid.
he substantia et divitiae in domo eius vav et iustitia eius perseverans semper
Zain. Den oprechten gaat het licht op in de duisternis; Cheth. Hij is genadig, en barmhartig, en rechtvaardig.
zai ortum est in tenebris lumen iustis heth clemens et misericors et iustus
Teth. Wel dien man, die zich ontfermt en uitleent; Jod. hij beschikt zijn zaken met recht.
teth bonus vir clemens et fenerans ioth dispensabit verba sua in iudicio
Caph. Zekerlijk, hij zal in der eeuwigheid niet wankelen; Lamed. de rechtvaardige zal in eeuwige gedachtenis zijn.
caph quia in aeternum non commovebitur
Mem. Hij zal voor geen kwaad gerucht vrezen; Nun. zijn hart is vast, betrouwende op den HEERE.
lameth in memoria sempiterna erit iustus mem ab auditu malo non timebit nun paratum cor eius confidens in Domino
Samech. Zijn hart, wel ondersteund zijnde, zal niet vrezen; Ain. totdat hij op zijn wederpartijen zie.
samech firmum cor eius non timebit ain donec aspiciat hostibus suis
Pe. Hij strooit uit, hij geeft den nooddruftige; Tsade. zijn gerechtigheid bestaat in eeuwigheid; Koph. zijn hoorn zal verhoogd worden in eer.
phe dispersit dedit pauperibus sade iustitia eius permanet in aeternum coph cornu eius exaltabitur in gloria
Resch. De goddeloze zal het zien, en hij zal zich vertoornen; Schin. hij zal met zijn tanden knersen en smelten. Thau. de wens der goddelozen zal vergaan.
res impius videbit et irascetur sen dentibus suis frendet et tabescet thau desiderium impiorum peribit