Het woord, dat de profeet Jeremia beval aan Seraja, den zoon van Nerija, den zoon van Machseja, als hij van Zedekia, den koning van Juda, naar Babel toog, in het vierde jaar zijner regering; en Seraja was een vreemdzaam vorst.
verbum quod praecepit Hieremias prophetes Saraiae filio Neriae filii Maasiae cum pergeret cum Sedecia rege in Babylonem in anno quarto regni eius Saraias autem erat princeps prophetiae