Maar gij hebt u verheven tegen den Heere des hemels, en men heeft de vaten van Zijn huis voor u gebracht, en gij, en uw geweldigen, uw vrouwen, en uw bijwijven hebben wijn uit dezelve gedronken, en de goden van zilver en goud, koper, ijzer, hout en steen, die niet zien, noch horen, noch weten, hebt gij geprezen; maar dien God, in Wiens hand uw adem is, en bij Wien al uw paden zijn, hebt gij niet verheerlijkt.
sed adversum Dominatorem caeli elevatus es et vasa domus eius adlata sunt coram te et tu et optimates tui et uxores tuae et concubinae vinum bibistis in eis deos quoque argenteos et aureos et aereos ferreos ligneosque et lapideos qui non vident neque audiunt neque sentiunt laudasti porro Deum qui habet flatum tuum in manu sua et omnes vias tuas non glorificasti