Als al de mannen van Israël, die in het dal waren, zagen, dat zij gevloden waren, en dat Saul en zijn zonen dood waren, zo verlieten zij hun steden, en zij vloden. Toen kwamen de Filistijnen en woonden daarin.
quod cum vidissent viri Israhel qui habitabant in campestribus fugerunt et Saul ac filiis eius mortuis dereliquerunt urbes suas et huc illucque dispersi sunt veneruntque Philisthim et habitaverunt in eis