John 8

Maar Jezus ging naar den Olijfberg.
Ісус же на гору Оливну пішов.
En des morgens vroeg kwam Hij wederom in den tempel, en al het volk kwam tot Hem; en nedergezeten zijnde, leerde Hij hen.
А над ранком прийшов знов у храм, і всі люди збігались до Нього. А Він сів і навчав їх.
En de Schriftgeleerden en de Farizeën brachten tot Hem een vrouw, in overspel gegrepen.
І ось книжники та фарисеї приводять до Нього в перелюбі схоплену жінку, і посередині ставлять її,
En haar gesteld hebbende in het midden, zeiden zij tot Hem: Meester, deze vrouw is op de daad zelve gegrepen, overspel begaande.
та й говорять Йому: Оцю жінку, Учителю, зловлено на гарячому вчинку перелюбу...
En Mozes heeft ons in de wet geboden, dat dezulken gestenigd zullen worden; Gij dan, wat zegt Gij?
Мойсей же в Законі звелів нам таких побивати камінням. А Ти що говориш?
En dit zeiden zij, Hem verzoekende, opdat zij iets hadden, om Hem te beschuldigen. Maar Jezus, nederbukkende, schreef met den vinger in de aarde.
Це ж казали вони, Його спокушуючи, та щоб мати на Нього оскарження. А Ісус, нахилившись додолу, по землі писав пальцем...
En als zij Hem bleven vragen, richtte Hij Zich op, en zeide tot hen: Die van ulieden zonder zonde is, werpe eerst den steen op haar.
А коли ті не переставали питати Його, Він підвівся й промовив до них: Хто з вас без гріха, нехай перший на неї той каменем кине!...
En wederom nederbukkende, schreef Hij in de aarde.
І Він знов нахилився додолу, і писав по землі...
Maar zij, dit horende, en van hun geweten overtuigd zijnde, gingen uit, de een na den andere, beginnende van de oudsten tot de laatsten; en Jezus werd alleen gelaten; en de vrouw in het midden staande.
А вони, це почувши й сумлінням докорені, стали один по одному виходити, почавши з найстарших та аж до останніх. І зоставсь Сам Ісус і та жінка, що стояла всередині...
En Jezus, Zich oprichtende, en niemand ziende dan de vrouw, zeide tot haar: Vrouw, waar zijn deze uw beschuldigers? Heeft u niemand veroordeeld?
І підвівся Ісус, і нікого, крім жінки, не бачивши, промовив до неї: Де ж ті, жінко, що тебе оскаржали? Чи ніхто тебе не засудив?
En zij zeide: Niemand, Heere! En Jezus zeide tot haar: Zo veroordeel Ik u ook niet; ga heen, en zondig niet meer.
А вона відказала: Ніхто, Господи... І сказав їй Ісус: Не засуджую й Я тебе. Іди собі, але більш не гріши!
Jezus dan sprak wederom tot henlieden, zeggende: Ik ben het licht der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben.
І знову Ісус промовляв до них, кажучи: Я Світло для світу. Хто йде вслід за Мною, не буде ходити у темряві той, але матиме світло життя.
De Farizeën dan zeiden tot Hem: Gij getuigt van Uzelven; Uw getuigenis is niet waarachtig.
Фарисеї ж Йому відказали: Ти Сам свідчиш про Себе, тим свідоцтво Твоє неправдиве.
Jezus antwoordde, en zeide tot hen: Hoewel Ik van Mijzelven getuig, zo is nochtans Mijn getuigenis waarachtig; want Ik weet, van waar Ik gekomen ben, en waar Ik heenga; maar gijlieden weet niet, van waar Ik kom, en waar Ik heenga.
Відповів і сказав їм Ісус: Хоч і свідчу про Себе Я Сам, та правдиве свідоцтво Моє, бо Я знаю, звідкіля Я прийшов і куди Я йду. Ви ж не відаєте, відкіля Я приходжу, і куди Я йду.
Gij oordeelt naar het vlees; Ik oordeel niemand.
Ви за тілом судите, Я не суджу нікого.
En indien Ik ook oordeel, Mijn oordeel is waarachtig; want Ik ben niet alleen, maar Ik en de Vader, Die Mij gezonden heeft.
А коли Я суджу, то правдивий Мій суд, бо не Сам Я, а Я та Отець, що послав Він Мене!
En er is ook in uw wet geschreven, dat de getuigenis van twee mensen waarachtig is.
Та й у вашім Законі написано, що свідчення двох чоловіків правдиве.
Ik ben het, Die van Mijzelven getuig, en de Vader, Die Mij gezonden heeft, getuigt van Mij.
Я Сам свідчу про Себе Самого, і свідчить про Мене Отець, що послав Він Мене.
Zij dan zeiden tot Hem: Waar is Uw Vader? Jezus antwoordde: Gij kent noch Mij, noch Mijn Vader; indien gij Mij kendet, zo zoudt gij ook Mijn Vader kennen.
І сказали до Нього вони: Де Отець Твій? Ісус відповів: Не знаєте ви ні Мене, ні Мого Отця. Якби знали Мене, то й Отця Мого знали б.
Deze woorden sprak Jezus bij de schatkist, lerende in den tempel; en niemand greep Hem; want Zijn ure was nog niet gekomen.
Ці слова Він казав при скарбниці, у храмі навчаючи. І ніхто не схопив Його, бо то ще не настала година Його...
Jezus dan zeide wederom tot hen: Ik ga heen, en gij zult Mij zoeken, en in uw zonden zult gij sterven; waar Ik heenga, kunt gijlieden niet komen.
І сказав Він їм знову: Я відходжу, ви ж шукати Мене будете, і помрете в гріху своїм. Куди Я йду, туди ви прибути не можете...
De Joden dan zeiden: Zal Hij ook Zichzelven doden, omdat Hij zegt: Waar Ik heenga, kunt gijlieden niet komen?
А юдеї казали: Чи не вб'є Він Сам Себе, коли каже: Куди Я йду, туди ви прибути не можете?
En Hij zeide tot hen: Gijlieden zijt van beneden, Ik ben van boven; gij zijt uit deze wereld, Ik ben niet uit deze wereld.
І сказав Він до них: Ви від долу, Я звисока, і ви зо світу цього, Я не з цього світу.
Ik heb u dan gezegd, dat gij in uw zonden zult sterven; want indien gij niet gelooft, dat Ik Die ben, gij zult in uw zonden sterven.
Тому Я сказав вам, що помрете в своїх гріхах. Бо коли не ввіруєте, що то Я, то помрете в своїх гріхах.
Zij zeiden dan tot Hem: Wie zijt Gij? En Jezus zeide tot hen: Wat Ik van den beginne ulieden ook zegge.
А вони запитали Його: Хто Ти такий? І Ісус відказав їм: Той, Хто спочатку, як і говорю Я до вас.
Ik heb vele dingen van u te zeggen en te oordelen; maar Die Mij gezonden heeft, is waarachtig; en de dingen, die Ik van Hem gehoord heb, dezelve spreek Ik tot de wereld.
Я маю багато про вас говорити й судити; правдивий же Той, Хто послав Мене, і Я світові те говорю, що від Нього почув.
Zij verstonden niet, dat Hij hun van den Vader sprak.
Але не зрозуміли вони, що то Він про Отця говорив їм.
Jezus dan zeide tot hen: Wanneer gij den Zoon des mensen zult verhoogd hebben, dan zult gij verstaan, dat Ik Die ben, en dat Ik van Mijzelven niets doe; maar deze dingen spreek Ik, gelijk Mijn Vader Mij geleerd heeft.
Тож Ісус їм сказав: Коли ви підіймете Людського Сина, тоді зрозумієте, що то Я, і що Сам Я від Себе нічого не дію, але те говорю, як Отець Мій Мене був навчив.
En Die Mij gezonden heeft, is met Mij. De Vader heeft Mij niet alleen gelaten, want Ik doe altijd, wat Hem behagelijk is.
А Той, Хто послав Мене, перебуває зо Мною; Отець не зоставив Самого Мене, бо Я завжди чиню, що Йому до вподоби.
Als Hij deze dingen sprak, geloofden velen in Hem.
Коли Він говорив це, то багато-хто в Нього увірували.
Jezus dan zeide tot de Joden, die in Hem geloofden: Indien gijlieden in Mijn woord blijft, zo zijt gij waarlijk Mijn discipelen;
Тож промовив Ісус до юдеїв, що в Нього ввірували: Як у слові Моїм позостанетеся, тоді справді Моїми учнями будете,
En zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken.
і пізнаєте правду, а правда вас вільними зробить!
Zij antwoordden Hem: Wij zijn Abrahams zaad, en hebben nooit iemand gediend; hoe zegt Gij dan: Gij zult vrij worden?
Вони відказали Йому: Авраамів ми рід, і нічиїми невільниками не були ми ніколи. То як же Ти кажеш: Ви станете вільні?
Jezus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Een iegelijk, die de zonde doet, is een dienstknecht der zonde.
Відповів їм Ісус: Поправді, поправді кажу вам, що кожен, хто чинить гріх, той раб гріха.
En de dienstknecht blijft niet eeuwiglijk in het huis, de zoon blijft er eeuwiglijk.
І не зостається раб у домі повік, але Син зостається повік.
Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn.
Коли Син отже зробить вас вільними, то справді ви будете вільні.
Ik weet, dat gij Abrahams zaad zijt; maar gij zoekt Mij te doden; want Mijn woord heeft in u geen plaats.
Знаю Я, що ви рід Авраамів, але хочете смерть заподіяти Мені, бо наука Моя не вміщається в вас.
Ik spreek wat Ik bij Mijn Vader gezien heb; gij doet dan ook, wat gij bij uw vader gezien hebt.
Я те говорю, що Я бачив в Отця, та й ви робите те, що ви бачили в батька свого.
Zij antwoordden en zeiden tot Hem: Abraham is onze vader. Jezus zeide tot hen: Indien gij Abrahams kinderen waart, zo zoudt gij de werken van Abraham doen.
Сказали вони Йому в відповідь: Наш отець Авраам. Відказав їм Ісус: Коли б ви Авраамові діти були, то чинили б діла Авраамові.
Maar nu zoekt gij Mij te doden, een Mens, Die u de waarheid gesproken heb, welke Ik van God gehoord heb. Dat deed Abraham niet.
А тепер ось ви хочете вбити Мене, Чоловіка, що вам казав правду, яку чув Я від Бога. Цього Авраам не робив.
Gij doet de werken uws vaders. Zij zeiden dan tot Hem: Wij zijn niet geboren uit hoererij; wij hebben een Vader, namelijk God.
Ви робите діла батька свого. Вони ж відказали Йому: Не родилися ми від перелюбу, одного ми маєм Отця то Бога.
Jezus dan zeide tot hen: Indien God uw Vader ware, zo zoudt gij Mij liefhebben; want Ik ben van God uitgegaan; en kom van Hem. Want Ik ben ook van Mijzelven niet gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden.
А Ісус їм сказав: Якби Бог був Отець ваш, ви б любили Мене, бо від Бога Я вийшов і прийшов, не від Себе ж Самого прийшов Я, а Мене Він послав.
Waarom kent gij Mijn spraak niet? Het is, omdat gij Mijn woord niet kunt horen.
Чому мови Моєї ви не розумієте? Бо не можете чути ви слова Мого.
Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een mensenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar, en de vader derzelve leugen.
Ваш батько диявол, і пожадливості батька свого ви виконувати хочете. Він був душогуб споконвіку, і в правді не встояв, бо правди нема в нім. Як говорить неправду, то говорить зо свого, бо він неправдомовець і батько неправді.
Maar Mij, omdat Ik u de waarheid zeg, gelooft gij niet.
А Мені ви не вірите, бо Я правду кажу.
Wie van u overtuigt Mij van zonde? En indien Ik de waarheid zeg, waarom gelooft gij Mij niet?
Хто з вас може Мені докорити за гріх? Коли ж правду кажу, чом Мені ви не вірите?
Die uit God is, hoort de woorden Gods; daarom hoort gijlieden niet, omdat gij uit God niet zijt.
Хто від Бога, той слухає Божі слова; через те ви не слухаєте, що ви не від Бога.
De Joden dan antwoordden en zeiden tot Hem: Zeggen wij niet wel, dat Gij een Samaritaan zijt, en den duivel hebt?
Відізвались юдеї й сказали Йому: Чи ж не добре ми кажемо, що Ти самарянин і демона маєш?
Jezus antwoordde: Ik heb den duivel niet; maar Ik eer Mijn Vader, en gij onteert Mij.
Ісус відповів: Не маю Я демона, та шаную Свого Отця, ви ж Мене зневажаєте.
Doch Ik zoek Mijn eer niet; er is Een, Die ze zoekt en oordeelt.
Не шукаю ж Я власної слави, є Такий, Хто шукає та судить.
Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand Mijn woord zal bewaard hebben, die zal den dood niet zien in der eeuwigheid.
Поправді, поправді кажу вам: Хто слово Моє берегтиме, не побачить той смерти повік!
De Joden dan zeiden tot Hem: Nu bekennen wij, dat Gij den duivel hebt. Abraham is gestorven, en de profeten; en zegt Gij: Zo iemand Mijn woord bewaard zal hebben, die zal den dood niet smaken in der eeuwigheid?
І сказали до Нього юдеї: Тепер ми дізнались, що демона маєш: умер Авраам і пророки, а Ти кажеш: Хто науку Мою берегтиме, не скуштує той смерти повік.
Zijt Gij meerder, dan onze vader Abraham, welke gestorven is, en de profeten zijn gestorven; wien maakt Gij Uzelven?
Чи ж Ти більший, аніж отець наш Авраам, що помер? Та повмирали й пророки. Ким Ти робиш Самого Себе?
Jezus antwoordde: Indien Ik Mijzelven eer, zo is Mijn eer niets; Mijn Vader is het, Die Mij eert, Welken gij zegt, dat uw God is.
Ісус відповів: Як Я славлю Самого Себе, то ніщо Моя слава. Мене прославляє Отець Мій, про Якого ви кажете, що Він Бог ваш.
En gij kent Hem niet, maar Ik ken Hem; en indien Ik zeg, dat Ik Hem niet ken, zo zal Ik ulieden gelijk zijn, dat is een leugenaar; maar Ik ken Hem, en bewaar Zijn woord.
І ви не пізнали Його, а Я знаю Його. А коли Я скажу, що не знаю Його, буду неправдомовець, подібний до вас. Та Я знаю Його, і слово Його зберігаю.
Abraham, uw vader, heeft met verheuging verlangd, opdat hij Mijn dag zien zou; en hij heeft hem gezien, en is verblijd geweest.
Отець ваш Авраам прагнув із радістю, щоб побачити день Мій, і він бачив, і тішився.
De Joden dan zeiden tot Hem: Gij hebt nog geen vijftig jaren, en hebt Gij Abraham gezien?
А юдеї ж до Нього сказали: Ти й п'ятидесяти років не маєш іще, і Авраама Ти бачив?
Jezus zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Eer Abraham was, ben Ik.
Ісус їм відказав: Поправді, поправді кажу вам: Перш, ніж був Авраам, Я є.
Zij namen dan stenen op, dat zij ze op Hem wierpen. Maar Jezus verborg Zich, en ging uit den tempel, gaande door het midden van hen; en ging alzo voorbij.
І схопили каміння вони, щоб кинути на Нього. Та сховався Ісус, і з храму пішов.