Maar laat verblijd zijn allen, die op U betrouwen, tot in eeuwigheid; laat hen juichen, omdat Gij hen overdekt; en laat in U van vreugde opspringen, die Uw Naam liefhebben. Want Gij, HEERE, zult den rechtvaardige zegenen; Gij zult hem met goedgunstigheid kronen, als met een rondas.
Διοτι συ, Κυριε, θελεις ευλογησει τον δικαιον θελεις περισκεπασει αυτον με ευμενειαν, ως με ασπιδα.