Toen zeide de koning tot Haman: Haast u, neem dat kleed, en dat paard, gelijk als gij gesproken hebt, en doe alzo aan Mordechai, den Jood, dien aan de poort des konings zit; en laat niet een woord vallen van alles, wat gij gesproken hebt.
Kral Haman’a, “Hemen git” dedi, “Giysiyle atı al ve söylediklerini kralın kapı görevlisi Yahudi Mordekay için yap. Söylediklerinin hiçbirinde kusur etme.”