En zij wederstonden den koning Uzzia, en zeiden tot hem: Het komt u niet toe, Uzzia, den HEERE te roken, maar den priesteren, Aärons zonen, die geheiligd zijn, om te roken; ga uit het heiligdom, want gij hebt overtreden, en het zal u niet tot eer zijn van den HEERE God.
[] Kral Uzziya’ya karşı durarak, “Ey Uzziya, RAB’be buhur yakmaya hakkın yok!” dediler, “Ancak Harun soyundan kutsanmış kâhinler buhur yakabilir. Tapınaktan çık! Çünkü sen RAB’be ihanet ettin; RAB Tanrı da seni onurlandırmayacak!”