Want zij hebben het land niet geërfd door hun zwaard, en hun arm heeft hun geen heil gegeven; maar Uw rechterhand, en Uw arm, en het licht Uws aangezichts, omdat Gij een welbehagen in hen hadt.
Ty icke med sitt svärd intogo de landet, och deras egen arm gav dem icke seger, utan din högra hand och din arm och ditt ansiktes ljus, ty du hade behag till dem.