Gij bezoekt het land, en hebbende het begerig gemaakt, verrijkt Gij het grotelijks; de rivier Gods is vol waters; wanneer Gij het alzo bereid hebt, maakt Gij hunlieder koren gereed.
Nawiedzasz ziemię, i odwilżasz ją; obficie ją ubogacasz strumieniem Bożym, napełnionym wodami, i gotujesz zboże ich, gdy ją tak przyprawiasz.