Als nu de drie vrienden van Job gehoord hadden al dit kwaad, dat over hem gekomen was, kwamen zij, ieder uit zijn plaats, Elifaz, de Themaniet, en Bildad, de Suhiet, en Zofar, de Naämathiet; en zij waren het eens geworden, dat zij kwamen om hem te beklagen, en om hem te vertroosten.
A gdy usłyszeli trzej przyjaciele Ijobowi to wszystko utrapienie, które nań przypadło, przyszli każdy z miejsca swego: Elifas Temańczyk, i Bildad Suhytczyk, i Sofar Naamatczyk; bo się byli namówili pospołu, aby przyszedłszy pożałowali go, i cieszyli go.