En het zal geschieden, gelijk als gij, o huis van Juda! en gij, o huis Israëls! geweest zijt een vloek onder de heidenen, alzo zal Ik ulieden behoeden, en gij zult een zegening wezen; vreest niet, laat uw handen sterk zijn.
Og det skal skje at likesom I, Judas hus og Israels hus, har vært en forbannelse blandt hedningene, således vil jeg nu frelse eder, og I skal bli en velsignelse; frykt ikke! La eders hender være sterke!