Want als de kinderen nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, vast bleve, niet uit de werken, maar uit den Roepende;
For da de ennu var ufødte og ennu ikke hadde gjort hverken godt eller ondt - forat Guds råd efter hans utvelgelse skulde stå ved makt, ikke ved gjerninger, men ved ham som kaller -