Evenwel niets, dat verbannen is, dat iemand den HEERE zal verbannen hebben, van al hetgeen hij heeft, van een mens, of van een beest, of van den akker zijner bezitting, zal verkocht noch gelost worden; al wat verbannen is, zal den HEERE een heiligheid der heiligheden zijn.
Men intet bannlyst som nogen vier til Herren av alt det han eier, må selges eller innløses, enten det er folk eller fe eller jordeiendom; alt bannlyst er høihellig for Herren.