Geen man, uit het zaad van Aäron, den priester, in wien een gebrek is, zal toetreden om de vuurofferen des HEEREN te offeren; een gebrek is in hem, hij zal niet toetreden, om de spijs zijns Gods te offeren.
Ingen av Arons, prestens, ætt, som har noget lyte, skal trede nær for å bære frem Herrens ildoffer; han har et lyte, han skal ikke trede nær for å bære frem sin Guds mat.