En het geschiedde, toen al de koningen der Amorieten, die aan deze zijde van de Jordaan westwaarts, en al de koningen der Kanaänieten, die aan de zee waren, hoorden, dat de HEERE de wateren van de Jordaan had uitgedroogd, voor het aangezicht der kinderen Israëls, totdat wij daardoor gegaan waren; zo versmolt hun hart, en er was geen moed meer in hen, voor het aangezicht der kinderen Israëls.
Da nu alle amoritter-kongene som bodde på vestsiden av Jordan, og alle kana'anitter-kongene som bodde ved havet, hørte at Herren hadde latt Jordans vann tørke bort foran Israels barn inntil vi var kommet over, da blev deres hjerte fullt av angst, og de hadde ikke lenger mot til å møte Israels barn.