Hebrews 4

Laat ons dan vrezen, dat niet te eniger tijd, de belofte van in Zijn rust in te gaan nagelaten zijnde, iemand van u schijne achtergebleven te zijn.
La oss derfor ta oss i vare for at nogen av eder skal synes å være blitt liggende efter, da et løfte om å komme inn til hans hvile ennu er forhånden.
Want ook ons is het Evangelie verkondigd, gelijk als hun; maar het woord der prediking deed hun geen nut, dewijl het met het geloof niet gemengd was in degenen, die het gehoord hebben.
For det glade budskap er og forkynt oss, likesom for hine; men ordet som de hørte, blev dem til ingen nytte, fordi det ikke ved troen var smeltet sammen med dem som hørte det.
Want wij, die geloofd hebben, gaan in de rust, gelijk Hij gezegd heeft: Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn: Indien zij zullen ingaan in Mijn rust! hoewel Zijn werken van de grondlegging der wereld af al volbracht waren.
For vi går inn til hvilen, vi som er kommet til troen, således som han har sagt: Så jeg svor i min vrede: Sannelig, de skal ikke komme inn til min hvile - enda gjerningene var fullført fra verdens grunnvoll blev lagt.
Want Hij heeft ergens van den zevenden dag aldus gesproken: En God heeft op den zevenden dag van al Zijn werken gerust.
For så har han på et sted sagt om den syvende dag: Og Gud hvilte på den syvende dag fra alle sine gjerninger;
En in deze plaats wederom: Indien zij in Mijn rust zullen ingaan!
og på dette sted igjen: Sannelig, de skal ikke komme inn til min hvile.
Dewijl dan blijft, dat sommigen in dezelve rust ingaan, en degenen, dien het Evangelie eerst verkondigd was, niet ingegaan zijn vanwege de ongehoorzaamheid,
Eftersom det altså står tilbake at nogen skal komme inn til den, og de som først fikk det glade budskap, ikke kom inn for vantros skyld,
Zo bepaalt Hij wederom een zekeren dag, namelijk heden, door David zeggende, zo langen tijd daarna (gelijkerwijs gezegd is): Heden, indien gij Zijn stem hoort, zo verhardt uw harten niet.
så fastsetter han atter en dag: idag, idet han sier ved David så lang tid efter, således som før er sagt: Idag, om I hører hans røst, da forherd ikke eders hjerter.
Want indien Jozua hen in de rust gebracht heeft, zo had Hij daarna niet gesproken van een anderen dag.
For hadde Josva ført dem til hvile, da hadde han ikke derefter talt om en annen dag.
Er blijft dan een rust over voor het volk Gods.
Altså står det en sabbatshelg tilbake for Guds folk.
Want die ingegaan is in zijn rust, heeft zelf ook van zijn werken gerust, gelijk God van de Zijne.
For den som er kommet inn til hans hvile, han har og fått hvile fra sine gjerninger, likesom Gud fra sine.
Laat ons dan ons benaarstigen, om in die rust in te gaan; opdat niet iemand in hetzelfde voorbeeld der ongelovigheid valle.
La oss derfor gjøre oss umak for å komme inn til den hvile, forat ikke nogen skal falle efter samme eksempel på vantro.
Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten.
For Guds ord er levende og kraftig og skarpere enn noget tveegget sverd og trenger igjennem, inntil det kløver sjel og ånd, ledemot og marg, og dømmer hjertets tanker og råd,
En er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem; maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen Desgenen, met Welken wij te doen hebben.
Og ingen skapning er usynlig for hans åsyn, men alt er nakent og bart for hans øine som vi har å gjøre med.
Dewijl wij dan een groten Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is, namelijk Jezus, den Zoon van God, zo laat ons deze belijdenis vasthouden.
Eftersom vi da har en stor yppersteprest, som er gått gjennem himlene, Jesus, Guds Sønn, så la oss holde fast ved bekjennelsen.
Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde.
For vi har ikke en yppersteprest som ikke kan ha medynk med våre skrøpeligheter, men en sådan som er blitt prøvd i alt i likhet med oss, dog uten synd.
Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd.
La oss derfor trede frem med frimodighet for nådens trone, forat vi kan få miskunn og finne nåde til hjelp i rette tid.