Maar als de rechtvaardige zich afkeert van zijn gerechtigheid, en onrecht doet, doende naar al de gruwelen, die de goddeloze doet, zou die leven? Al zijn gerechtigheden, die hij gedaan heeft, zullen niet gedacht worden; in zijn overtreding, waardoor hij overtreden heeft, en in zijn zonde, die hij gezondigd heeft, in die zal hij sterven.
Men når en rettferdig vender om fra sin rettferdighet og gjør urett, gjør efter alle de vederstyggeligheter som den ugudelige gjør, skulde han da få leve? Ingen av de rettferdige gjerninger som han har gjort, skal tilregnes ham; for den troløshet han har vist, og for den synd han har gjort, skal han dø.