Voorts, als ik te Troas kwam, om het Evangelie van Christus te prediken, en als mij een deur geopend was in den Heere, zo heb ik geen rust gehad voor mijn geest, omdat ik Titus, mijn broeder, niet vond;
Da jeg kom til Troas for Kristi evangeliums skyld, og en dør var mig oplatt i Herren, hadde jeg ingen ro i min ånd, fordi jeg ikke fant Titus, min bror,