Dat gij u allen tegen mij verbonden hebt, en niemand voor mijn oor openbaart, dat mijn zoon een verbond gemaakt heeft met den zoon van Isaï; en niemand is onder ulieden, dien het wee doet van mijnentwege, en die het voor mijn oor openbaart; want mijn zoon heeft mijn knecht tegen mij opgewekt, tot een lagenlegger, gelijk het te dezen dage is.
For I har jo alle sammensvoret eder mot mig, og ingen åpenbarte det for mig dengang min sønn gjorde pakt med Isais sønn, og ingen av eder er bekymret for mig og åpenbarer noget for mig; for min sønn har opegget mine tjenere til å efterstrebe mig, således som han nu gjør.