Hoor, HEERE! mijn gebed, en neem mijn geroep ter ore; zwijg niet tot mijn tranen; want ik ben een vreemdeling bij U, een bijwoner, gelijk al mijn vaders. Wend U van mij af, dat ik mij verkwikke, eer dat ik heenga, en ik niet meer zij.
Kia ata hanga ki ahau, kia ta ai toku manawa, keiwha haere atu ahau i konei, a ka kahore noa iho.