Houd Uw knecht ook terug van trotsheden; laat ze niet over mij heersen; dan zal ik oprecht zijn en rein van grote overtreding. Laat de redenen mijns monds, en de overdenking mijns harten welbehagelijk zijn voor Uw aangezicht, o HEERE, mijn Rotssteen en mijn Verlosser!
Kia manakohia nga kupu a toku mangai: me nga whakaaro o toku ngakau i tou aroaro, e Ihowa, e toku kamaka, e toku kaihoko.