Job 25

Toen antwoordde Bildad, de Suhiet, en zeide:
Ano ra ko Pirirara Huhi; i mea ia,
Heerschappij en vreze zijn bij Hem, Hij maakt vrede in Zijn hoogten.
Kei a ia te kingitanga me te wehi: ko ia hei hohou i te rongo i ona wahi tiketike.
Is er een getal Zijner benden? En over wien staat Zijn licht niet op?
E taea ranei ana ope te tatau? ko wai hoki i kore te whitingia e tona marama?
Hoe zou dan een mens rechtvaardig zijn bij God, en hoe zou hij zuiver zijn, die van een vrouw geboren is?
A ma te aha ra te tangata ka whakatikaia mai ai e te Atua? Ma te aha ka ma ai te whanau a te wahine?
Zie, tot de maan toe, en zij zal geen schijnsel geven; en de sterren zijn niet zuiver in Zijn ogen.
Nana, ko te marama, kahore ona tiahotanga, kahore hoki nga whetu kia ma ki tana titiro:
Hoeveel te min de mens, die een made is, en des mensen kind, die een worm is!
Kia iti rawa iho to te tangata, he kutukutu nei! to te tama a te tangata, he iro nei!